Algemeen
Vijf dikke armen heeft deze zeester, waarvan de bovenzijde bezet is met kleine stekels.
De onderzijde zit vol met zuigvoetjes, waarmee hij zich kan verplaatsen. In het
midden van de onderkant zit de mond. Als hij een prooi vast heeft lijkt het net
alsof hij op de puntjes van de armen staat. Hij omklemt de prooi en stulpt zijn
maag eroverheen. Het voedsel bestaat voornamelijk uit mosselen maar hij lust ook
wel aas. Tweekleppige drukt hij zolang dicht, totdat deze uitgeput zijn en naar
adem (water) snakken. Daarna kan hij eenvoudig de schelp openen en zijn maag naar
binnen stulpen. De meeste zeesterren zijn van gescheiden geslacht, voortplanting geschiedt door de eitjes en zaadcellen
gelijktijdig in het water los te laten. De larven leven tussen het plankton.
Afmeting
Tot maximaal 300 mm.
Kleur
Van roze, oranje, geel, tot paarsig kan de kleur zijn.
Habitat
Meestal op
hard substraat van ondiep tot op 650 meter diepte.
Verspreiding
Noor oostenlijke Atlantische oceaan, in het noorden van IJsland en de Witte zee in het zuiden tot aan Senegal.