Algemeen
Het botervisje heeft een lang zijdelings afgeplat lichaam. Het opvallendste kenmerk, zijn de ongeveer 12 zwarte met wit omzoomde ronde vlekken, die aan weerszijde aan de voet van de rugvin zitten. De rug en aarsvin lopen door tot aan de staartvin. Onder de buik bevindt zich nog een kleine vin ter grote van een stekel. Zijn naam dankt hij aan het gladde slijmerig lichaam.
Eind winter is paaitijd waarna de eitjes met kluitjes van honderden worden afgezet tussen stenen en in schelpen. Beide partners bewaken de eitjes tot de larven na ongeveer een maand uitkomen.
Het voedsel van de botervis bestaat uit wormen en kleine schaaldieren.

Afmetingen
De botervis wordt rond de 250 mm groot.

Kleur
De hoofdkleur is bruin tot roodbruin met een onregelmatig vlekkenpatroon op de zijkanten. Over de ogen lopen donkere strepen. In de paaitijd zijn de borst en de borstvinnen bij de mannetjes geel van kleur.

Habitat
In het ondiepe sublitoraal gebied, tussen het harde substraat, is de botervis het meest aan de treffen.

Verspreiding
Noord Atlantische oceaan van Labrador tot Delaware en van IJsland tot in de golf van Biskaje.