Algemeen
De schol heeft zijn ogen aan de rechterzijde zitten. De zijlijn, die in het midden van de bovenzijde loopt, heeft ten hoogte van de borstvin een zwakke bocht. Tussen oog en kieuwdeksel zitten 4 tot 7 knobbeltjes.
De paaitijd is in de winter als de watertemperatuur nog laag is. De vrouwtjes leggen tussen de 50 duizend en 500 duizend eitjes op het zand waarna deze los door het water richting kust gaan drijven. De mannetjes laten het sperma los in het water, waardoor de eitjes bevrucht kunnen worden. De pas uitgekomen larven leven van plankton. De eerste tijd hebben ze nog een normaal vis lichaam. Binnen enkele maanden neemt het lichaam echter de vorm van een platvis aan en leven de dieren verder als platvis op de bodem.
Ze voeden zich met schelpdieren, kleine kreeftachtige en borstelwormen.

Afmetingen
De schol kan een lengte tot 1 meter krijgen maar de meeste worden maar circa 500 mm groot.

Kleur
De bovenzijde van het lichaam is bruin tot groenbruine met opvallende oranje vlekjes. De onderzijde is wit van kleur, met heel soms donkere pigment vlekken.

Habitat
De schol leeft op zand en gruisbodems. In het ondiepe water langs de kust leven meestal de jongere scholletjes. De meeste oudere trekken naar dieper water (tot 250 meter).

Verspreiding
Noord oostenlijke Atlantische oceaan van IJsland tot Marokko en de westenlijke Middellandse zee.